Na het draaiweer van vorige week lijkt April
eindelijk besloten te hebben. Het wordt nat. Het regent al dagen en de zon
breekt zelden nog door het grijs heen. Als een ware Engelse kan ik over weinig
nog praten dan het weer. De grauwe, vochtige dagen werken hevig op mijn humeur.
In koken heb ik weinig zin. De winterkost hangt me de keel uit. Al die kolen en
knollen die we braaf aten met het seizoen. Al het gerooster, gebraad en gesoep.
Ik ben er klaar mee.
Ook de kinderen zijn jengelig, met laarzen en
jassen wagen ze zich de tuin in, maar al snel staan ze, druipend en modderig,
weer in mijn keuken.
Ze hebben een beter plan. Ze halen hun
koffers, hun rugzakken en pakken in. T-shirts, korte broeken en zomerjurken.
Hun zwempakken doen ze vast aan, hun slippers ook. De kussens van de bank
worden een boot. Met dekens, tennisrackets en zonnebrillen manoeuvreren ze zich
een weg over de woeste baren.
‘Waar gaan jullie naar toe?’ vraag ik.
‘Naar een warm land,’ roepen ze in koor.
Ik moet lachen. Dan zeg ik: ‘Mag ik ook mee?’
Het mag, en samen varen we uit, de zon
tegemoet.
Eerst varen we naar Singapore. We ravotten in
het zwembad, beklimmen de hoogste toren en zeilen in een glazen ei hoog over de
havens. Dan zetten we koers naar een eiland verderop, Bali. Daar zwemmen we in
hete zeeën, graven kuilen en bouwen forten in zwart zand. We bezoeken tempels,
tropische bossen en rennen met de apen. We reizen tot we honger krijgen, dan
varen we naar huis. Onderweg vangen we vis, voor het avondeten.
‘Wat zullen we bij de vis maken? Wat eten ze
in een warm land?’ vraag ik de kapitein. Daar hoeft hij niet lang over na te
denken. Frietjes. Dat vindt mama teveel werk, maar ze is in een goed humeur na
al die zon, en ze maakt vissticks, met erwtjes en gebakken aardappels, en dat
is ook goed.
Die
avond, als iedereen onder de vier in bed ligt, blijft mijn hoofd in tropischer
sferen en maak ik een hartverwarmende salade. Ik maakte hem uit de losse pols,
dus het recept hieronder is indicatief, met name de hoeveelheden luisteren niet
zo nauw.
Knapperige oosterse salade met oesterzwammen
groene basis van sla of spinazie
een paar handen groente, zoals sugar snaps,
babymaïs, chinese kool, taugé
handje (ongezouten) pinda’s
1 bakje oesterzwammen
1 rode peper
1 teen knoflook
limoensap
sojasaus
olie
oestersaus
koriander
Stoom de sugarsnaps en babymaïs kort, tot ze
beetgaar zijn. Je kunt ze ook rauw toevoegen, chinese kool en taugé kook je het
liefst niet, je wilt veel knapperige elementen in je salade. Roerbak de
oesterzwammen snel in wat olie met de fijngesneden chilipeper en knoflook, en
overgiet ze met een paar eetlepels oestersaus en laat nog een paar minuten
doorbakken. Roer 2 eetlepels olie, 2 eetlepels limoensap en 2 eetlepels
sojasaus met een theelepel bruine suiker tot een dressing. Rooster de pinda’s
in een droge koekenpan krokant. Meng alle sla, groente, oesterzwammen en
dressing door elkaar en besrooi met de pinda’s en wat korianderblad.
De salade is op zichzelf een lichte maaltijd,
vind je hem wat té licht, serveer er dan (rijst)noedels bij.
No comments:
Post a Comment
Suggesties, tips of commentaar? Graag!